Naninga Lens
Brief van Dirk De Vilder aan ma, pa en zus Anouk, juli 1964

06.03  –  12.03

In juli 1964 bevindt de 19-jarige Gentse kunststudent Dirk De Vilder (1945) zich in het militaire opleidingscentrum te Turnhout in het kader van zijn dienstplicht bij het Belgische leger. De Vilder richt een soldatenbrief aan "lieve ma, Beste pa, zus Anouk" waarin hij vraagt hoe het hen vergaat in Afsnee. Zowel de aanhef als de vernoemde gemeente zijn opmerkelijk, aangezien Dirk geen zus heeft met de naam Anouk en zijn ouders, Simonne Roobier en Karel De Vilder, sinds enkele jaren in Nederland wonen. Wie zijn de bewoners te Afsnee dan wel?

Wanneer het gezin De Vilder begin jaren zestig verhuist naar Amsterdam, meer bepaald de buurt Nieuw-West, volgt Dirk voorbereidende klassen aan de Rijksacademie. De stad heeft hem weinig te bieden en de benadering in de academie komt hem conservatief voor. Om zich naast schilderkunst ook met poëzie te kunnen inlaten — wat aan de academie allerminst wordt geapprecieerd — bedenkt hij het pseudoniem ‘Pjeroo Roobjee’, naar de meisjesnaam van zijn moeder.

Al na enkele maanden krijgt hij heimwee naar zijn geboortestad — en de vrijheid die hij ermee verbindt. In 1962 besluit de nauwelijks 17-jarige Roobjee alleen terug te keren naar Gent. Hij wenst er de lessen aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten voort te zetten die hij sinds zijn 10de genoot van onder meer Ernest Van Hoorde, Jules De Sutter en Fons De Vogelaere. Een bijzondere commissie geeft hem toelating om als minderjarige deel te nemen aan de tekenlessen naar levend model.

Vermits pendelen niet haalbaar is en Roobjee niet kan terugvallen op familie in de stad, besluit Pierre Vlerick (1923-1999), docent Grafiek aan de academie, de adolescent onder zijn hoede te nemen, samen met zijn Parijse echtgenote Claire (1925-2011) en hun dochter Anouk (1951). Vlerick had in 1961 op aanraden van kunsthistoricus Hendrik Elias met succes gepostuleerd voor de functie. De technische kunde die hij had opgestoken van zijn leermeester Jos Verdegem en zijn anti-autoritaire stijl maken veel indruk op de studenten. Vlerick geeft zijn lessen in het Gents en organiseert tentoonstellings- en bioscoopbezoeken om zijn leerlingen kennis te laten maken met een zo breed mogelijk aanbod aan opvattingen en kunstuitingen. Hij deelt ook zijn ervaringen die hij in 1963 opdeed tijdens een rondreis door Amerika, waar bij gastcolleges gaf aan de Fine Arts Museum School in Boston in het kader van het Fulbright-programma. Zijn groeiend internationaal tentoonstellingsparcours boezemt ontzag in.

Behalve Vlerick ontfermt ook de populaire schilderdocent Jan Burssens (1925-2002) zich over Roobjee. Hij wordt door Vlerick en Burssens vaak uitgenodigd op rijkelijke familiemaaltijden en krijgt nu en dan verf, penselen, pick-upplaten of wat drinkgeld toegestoken. Het engagement van beide heren wordt in Amsterdam met geruststelling onthaald. Roobjees moeder laat het niet na Vlerick hier schriftelijk voor te bedanken en verzoekt hem zelfs naar aanleiding van ontvangen berichten over schoolverzuim haar zoon ‘kameraadschappelijk’ bij te sturen. Dat Vlerick haar zoon vraagt om hem als vader aan te spreken schijnt hierbij geen beletsel te vormen.

Ook Dirk Liefooghe (1941), filmstudent aan de Gentse academie en een goede vriend van Roobjee, correspondeert veelvuldig met ‘Pa’ Vlerick. Op het moment dat Roobjee zijn soldatenbrief neerpent, werkt Liefooghe al enige tijd aan een poëtisch en naar eigen omschrijving ‘Felliniaans’ filmportret van Vlerick, getiteld En cultivant mes symboles. Liefooghe vraagt Roobjee een monoloog te schrijven voor de film, die in de finale versie wordt gebracht door de Gentse acteur Jef Demedts (1935). Het camerawerk wordt verzorgd door de Gentse kunstenaar en onafhankelijk cineast Gustaaf Prils (1921-2006).

Na zijn opleiding in Turnhout wordt Roobjee gelegerd in de Leopoldskazerne in Gent. Als hij na een verlofperiode in 1965 besluit niet terug te keren naar het soldatenhuis, duikt hij onder. Uiteindelijk geeft hij zich aan en dient hij een straf uit te zitten wegens desertie.

Met bijzondere dank aan: Pjeroo Roobjee & Leentje Zwaenepoel, Anouk Vlerick, Peter Laroy & Erwin Smets (Liberas), Simon Delobel, Godart Bakkers, Suzy Castermans & Sylvia Czachorowska (Kunstenbibliotheek), Laure Caus & Johan Prils, Etienne Desmet, Tom Van Imschoot en Koen Brams


Het Brievenproject

In 2022-2023 focust KIOSK samen met de onderzoeksgroep Gent, speelveld van de beeldende kunst (1957-1987), op brieven van of aan Gentenaren, of aangaande de Gentse kunstscene. De brieven worden geselecteerd om hun inhoud, maar evenzeer om hun vorm.

Een jaar lang brengt de groep wekelijks een andere brief in KIOSK en belicht ze de context ervan of de vragen die ze oproept. Bij deze presentaties wordt de brief (of een facsimile) getoond, eventueel met andere artefacten die vermeld worden of die de betekenis ervan kunnen duiden.

Gent, speelveld van de beeldende kunst (1957-1987) bestaat uit Naninga Lens, Sofie Frederix, Wouter De Vleeschouwer, Koen Brams en Godart Bakkers. Voor Het brievenproject wordt de groep versterkt door Simon Delobel en enkele gasten.