Lise Van Acker
Brief van Hugo Claus aan Hugo De Clercq, 09.01.1969

13.03  –  19.03

Op 9 januari 1969 richt artistiek duizendpoot Hugo Claus (1929-2008) een brief aan beeldend kunstenaar Hugo De Clercq (1930-1996) omtrent zijn bijdrage aan de vernissage van de tentoonstelling van De Clercqs werk in de lokalen van de Socialistische Studiekring in het Feestlokaal Vooruit. Het is echter niet de eerste keer dat het tot een artistieke kruisbestuiving tussen beide kwam. In 1966 ontwierp De Clercq, samen met zijn vrouw Jeanne Herbiet, de kostuums voor Claus’ toneelstuk Thyestes. In 1969 schrijft Claus voor zijn collega een “spel van stemmen”, met de titel Motet, dat wordt opgevoerd tijdens de opening in de Vooruit op 18 februari 1969.

Voor Gentenaar De Clercq is de tentoonstelling een thuismatch: hij is geboren in Gent, volgde van 1945 tot 1950 avondlessen aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten, en is er ook in 1969 nog steeds woonachtig, meer bepaald in Hoogpoort 9. De kunstenaar evolueerde van figuratieve schilderijen (ca. 1950) en zwart-witschilderijen (ca. 1960) naar eenvoudige geometrische vormen en driedimensionale tuigen (ca. 1965). Ook Claus heeft heel wat jaren in Gent gewoond (van 1957 tot 1964). Op het moment dat hij De Clercq aanschrijft, verblijft hij in een pand in Nukerke. De veelschrijver heeft ten tijde van de Gentse tentoonstelling al aan een breed en genreoverschrijdend oeuvre getimmerd met uitblinkers als De Oostakkerse gedichten (1955), De zwarte keizer (1958) en Omtrent Deedee (1963).

Op de uitnodigingskaart van De Clercqs expo wordt de Socialistische Studiekring als organiserende instantie vermeld. De kring werd in 1927 opgericht door de Samenwerkende Maatschappij Vooruit (S.M. Vooruit) en stond voornamelijk bekend om haar voordrachten, lezingen en ideologische debatten. De leden van de studiekring waren onder meer professoren, advocaten en journalisten die zich, eerder dan met de werking van de Vooruit, voornamelijk met de aangeslotenen bezighielden. De kring zette echter ook enkele solotentoonstellingen op touw, zoals die van kunstschilder Paul Delvaux (1950) en beeldhouwer Jozef Cantré (1956).

Welke werken Hugo De Clercq exposeert in Vooruit is niet duidelijk. Het archief van de Socialistische Studiekring is slechts deels bewaard gebleven. Vermoedelijk is veel verloren gegaan tijdens de leegstand van de Vooruit. Op het kaartje staat enkel vermeld dat hij recente werken presenteert. Op het einde van de jaren zestig maakt De Clercq wat hij movings noemt: lusvormige objecten die bestaan uit zeer dunne, veerkrachtige stalen lamellen, die door luchtverplaatsingen of menselijk handelen in beweging kunnen worden gebracht. In zijn brief aan De Clercq alludeert Claus hier ook op door in zijn uitnodiging aan de kunstenaar om naar Nukerke te komen een opvallende krulvorm te hanteren. Ook in de regieaanwijzing van Claus’ toneelstuk staat dat het “dekor” bestaat uit “de bewegende lamellen”.

In de brief noemt Claus zijn kort toneelstuk Motet, een “kort, kerkelijk zangstuk”. Hij geeft tevens toe dat hij voor enkele passages zijn mosterd haalt bij figuren als William Blake en Immanuel Kant. In de finale versie van het stuk staan inderdaad enkele duidelijke verwijzingen. Zo is het laatste deel van het elfde koor een nogal vrije vertaling van een zin van William Blake – “Laat niet langer de priesters van de Raaf van de Dageraad in dodelijk zwart met hun schorre tonen de zonen van de Vreugde vervloeken!” Ook in het tiende koor is een echo van Blake te horen: “Hier ziet u, Orion, een brokje van de zon en daar Berenice met haar okselhaar”. Aan Immanuel Kant wordt gerefereerd in het zevende deel, waarin de acteur mijmert over “de sterrenhemel boven mij en de moraalwet in mij”.

Claus vermeldt in de brief dat het stuk tijdens de vernissage gebracht mag worden met “de nodige modulaties, frequenties, gebaren en sprongen, enz.” Hij geeft nog specifiekere regieaanwijzingen: de acteur dient de stukken “verwonderd”, “met een stem die science-fiction oproept” of “als een geroutineerd inleider” te brengen. Ook qua muzikale ondersteuning weet Claus wat hij wil: een “prachtig vrouwenkoor, 17e eeuw” en “I can’t get no satisfaction, van de Rolling Stones of zoiets”, maar ook “elektronische muziek, nogal dreigend”.

In zijn brief suggereert Claus verder “een losgelaten Jeroom” als acteur. Het gaat om de Nederlander Jerome Reehuis (1939-2013), die samen met Frans Boenders (1942), het stuk zal brengen. De geluidsmontage en muziek worden verzorgd door de Gentse componist Lucien Goethals (1931-2006). De spilfiguur van het stuk is echter zonder twijfel Hugo De Clercq. Hij wordt in het derde stuk van Motet opgevoerd als personage, en ingeleid als een “modernistische Augustinusfiguur, die zowel de beperkte vadergrond als de eeuwigheid zelf in haar essentie wil omvatten”.

Met dank aan: Veerle Claus-De Wit, Koen Brams, Simon Delobel, Godart Bakkers, Daniëlle Palmans (Letterenhuis Antwerpen), Martijn Vandenbroucke (AMSAB), Archief UGent, Suzy Castermans (Kunstenbibliotheek) & Foundation Hugo

Het Brievenproject

In 2022-2023 focust KIOSK samen met de onderzoeksgroep Gent, speelveld van de beeldende kunst (1957-1987), op brieven van of aan Gentenaren, of aangaande de Gentse kunstscene. De brieven worden geselecteerd om hun inhoud, maar evenzeer om hun vorm.

Een jaar lang brengt de groep wekelijks een andere brief in KIOSK en belicht ze de context ervan of de vragen die ze oproept. Bij deze presentaties wordt de brief (of een facsimile) getoond, eventueel met andere artefacten die vermeld worden of die de betekenis ervan kunnen duiden.

Gent, speelveld van de beeldende kunst (1957-1987) bestaat uit Naninga Lens, Sofie Frederix, Wouter De Vleeschouwer, Koen Brams en Godart Bakkers. Voor Het brievenproject wordt de groep versterkt door Simon Delobel en enkele gasten.