Kristien Daem
Répondez s'il vous plaît
01.04 – 04.06
Fotograaf en curator Dajo Van den Bussche bracht een bezoek aan Kristien Daem in Brussel, naar aanleiding van haar solotentoonstelling R.S.V.P. portrait series II. Tijdens het gesprek voerden beide een conversatie over Daems sleutelmomenten doorheen haar carrière en hoe deze, in retrospect, een cruciale rol hebben gespeeld binnen de realisatie van de reeks in KIOSK. Op basis van technische duiding, kunsthistorische referenties en invloeden biedt de kunstenares een inkijk in haar proces.
Dajo Van den Bussche: Kan je me wat meer vertellen over hoe een portret tot stand komt?
Kristien Daem: Je valt meteen met de deur in huis. Met die vraag word ik al vrij ver in een proces gepositioneerd, terwijl ik eigenlijk helemaal geen portrettist ben. Toen ik studeerde aan het KASK heb ik het fotograferen van mensen ontweken. Ik hield er niet van, ik voelde mij niet op m’n gemak en ik heb vaak het gevoel dat ik mensen ermee stoor. Het vragen aan een persoon voor de lens om anders te zitten of anders te kijken (zucht), dat ging mij niet af. Van in het begin fotografeerde ik vooral ruimte en architectuur. Ook tijdens mijn studies was ik niet perse geïnteresseerd in de klassieke Magnum fotografen, met alle respect voor wat zij doen. Ik leerde tijdens die periode films ontwikkelen en in die stijl fotograferen maar besefte vrij snel dat dit niet was wat ik wou doen. Anderzijds was ik vanaf het begin wel al geïnteresseerd in een technische camera. De ruimtelijkheid van zo’n type camera, daar kon ik mij wél in vinden. Echter had ik niet zo’n toestel en je kon enkel zo’n camera gebruiken vanaf het derde jaar fotografie, maar zo ver ben ik nooit geraakt.
Tijdens de opleiding verveelde ik mij vaak en daardoor sprong ik geregeld binnen bij t’ Gewad, een centrum voor hedendaagse kunst opgericht door Anton Herbert, Jan Debbaut en Joost Declercq die vlakbij school was. Het centrum was in die tijd dé plek voor hedendaagse kunst in Gent. Tijdens een van die bezoeken zag ik daar een fotograaf aan het werk en die was met zo’n technische camera een installatie aan het fotograferen van Gilbert & George. Ik was zowel van de show als van Piet Ysabie’s uiterste precisie die de tentoonstelling aan het documenteren was, compleet omver geblazen. Vanaf dat moment was ik verkocht, ook al was ik veel te jong en te naïef om zoiets aan boord te leggen op school. Later, voor een opdracht, moesten we een dag uit ons leven documenteren en dit meenemen naar school. Ik besloot opnames van de opbouw van Red Diagonals door Daniel Buren in ‘t Gewad te maken en dit te beschouwen als een dagboek. Toen ik het resultaat ervan toonde op school en de docent dit niet beschouwde als dagboek, werd al snel duidelijk dat ik niet op mijn plaats zat in de richting. Dan heb ik besloten te stoppen. Dat was in ‘84. Zo vroeg dateert dus mijn interesse om kunst te documenteren. Veel fotografen besloten dit te doen om bij te verdienen, maar ik had de intentie om er mijn full-time job van te maken. In 1986 besloot ik zelf een technische camera te kopen en de techniek ervan mezelf aan te leren, door middel van een handleiding.
Om even terug te komen op je vraag: eigenlijk heb ik in mijn carrière altijd portretten geweigerd. Maar twee kunstenaars als uitzondering: Raoul De Keyser en Bernd Lohaus. Voor mij faalt het portret echter als beeld. Het is nooit een accurate representatie van de persoon en is louter een interpretatie of vertaling via een camera. Initieel was ik niet van plan portretten te maken, maar anderzijds was ik wel altijd geïnteresseerd door portretten binnen schilderkunst en beeldhouwkunst. Los daarvan ben ik voor deze reeks en de vorige reeks, portretten binnen beginnen maken aan de start van de Covid periode.
DVdB: Dat is een opmerkelijke periode om portretten te beginnen maken.
KD: Ja, ik kon dat niet, zo alleen zijn (lacht). Ik had kort voor de start van de eerste reeks een boekje gelezen dat was geschreven door Hans Ulrich Obrist. Het gaat over Konrad Klapheck, een Duitse schilder die gans zijn leven machines heeft geschilderd. Plots beslist Klapheck om mensen te schilderen. Dat was uiteraard een enorme verandering. Dit boekje heeft me sterk beïnvloed en kreeg ik het idee om portretten te maken, om mensen te fotograferen. Op die manier zou ik mensen eindelijk terug zien tijdens een periode van isolement. Aan de hand van die gedachte stelde ik een protocol op. Ik vroeg mezelf af waarom ik nu perse iemand wou fotograferen en kwam tot de vaststelling dat de context waarin ik die reeks zou maken, eigenlijk veel belangrijker was dan de kwaliteit en de existentie van het portret op zich.
Zo is de reeks 7 Portraits and 1 Still Life tot stand te gekomen. De reeks werpt letterlijk een licht op de representatie van de vrouw in de kunstwereld. Ik liet de kunstenaars voor mijn lens de optie of ze geportretteerd wilden worden of niet. Zo niet, dan konden ze opteren voor een vaas met bloemen. De stoel waarop de geportretteerde zit, is binnen het cadrage een belangrijk element.
DVdB: Waarom fotografeerde je niet in jouw studio?
KD: Ik maakte de foto’s telkens bij de mensen thuis omdat ik mijn eigen meubilair niet wou zien op de beelden die ik maakte. De stoelen functioneren als een klein detail van de persoon op beeld. Ik wou het concept eerder abstraheren, weg van mijn omgeving. Geen referenties naar mijn persoonlijke bezittingen. En dus ga ik langs bij de mensen en bouw letterlijk een studio op in hun huiskamer of atelier met achtergrond en belichting. Voor de achtergrond wordt een stoel geplaatst. De stoel als enige referentie naar hun wereld. De camera staat haast altijd op eenzelfde afstand. De geportretteerde kijkt recht naar de camera en toont weinig emoties. Tijdens de opname laat ik weinig over aan het toeval. Het is een gecontroleerde aanpak met op voorhand vastgelegde fotografische middelen die ik heel systematisch toe pas om zo het volledige beeld te construeren.
DVdB: Je verwees eerder naar je voorafgaande reeks die je realiseerde in 2021; 7 Portraits and 1 Still Life. Hoe verschilt dit werk met de reeks die je zult tonen in KIOSK?
KD: Eigenlijk is er niet veel verschil in de manier waarop ik het portret maak. Uiteraard heeft de achtergrond bijvoorbeeld een ander kleur maar in essentie blijft de methodiek hetzelfde. Opnieuw, bij mij gaat het eerder om de context. In 7 Portraits and 1 Still Life toonde ik het portret van de vrouwelijke kunstenaars samen met hun publicaties en edities. Zij vormden het tweede luik in de representatie van de geportretteerde kunstenaars. Aan de hand van de boeken en edities kan de toeschouwer een vollediger beeld vormen van de kunstenaar. Toen iemand mij vroeg of ik alleen vrouwen zou fotograferen, zette mij dat tot nadenken. Ik zou ook mannen fotograferen maar dan op voorwaarde dat zij mij een antwoord geven op de vraag: “wat is je favoriete werk van een vrouwelijke kunstenaar?”. Op die manier wordt het antwoord ook een vorm van een representatie van een kunstenares. Naar aanleiding daarvan luidt de titel van het werk R.S.V.P.
Met dat antwoord ga ik dan aan de slag om het tweede luik van de diptych te maken. Ik start een onderzoek naar de geschiedenis van dat werk en vervolgens fotografeer ik het werk op locatie of in de studio, of maak ik een reproductie van een publicatie van het werk, of fotografeer ik een object dat refereert naar het werk. Alles hangt af van het archiefmateriaal dat ik gevonden heb.
Voor de presentatie van R.S.V.P. ben ik eerder op traditie gaan werken: een portret in een passepartout, gemonteerd in een kader. Via deze traditie tracht ik de fotografische media niet te verdoezelen. Integendeel, ik wil het scherper stellen.
DVdB: Staat jouw positie tegenover het medium dan centraal?
KD: De fotografie staat centraal als onderwerp maar anderzijds ook het verhaal. De camera is altijd het instrument par excellence geweest in de strijd van vrouwelijke kunstenaars, in de strijd voor de erkenning van de vrouw in een door mannen gedomineerde kunstwereld. Wij mogen dat niet vergeten. Met de portret series fotografeer ik de gemeenschap waarin ik leef en kan daardoor beter vertalen wie ik ben. In zekere zin zijn de reeksen niet nadrukkelijke politiek, maar ook niet apolitiek waardoor ik wil vertellen dat het een product van mij is – als een individu, een vrouw, een fotograaf die werkt in de kunstwereld. Met deze drie elementen leef ik en in deze reeks vallen ze samen in een portret.
DVdB: Een manier van fotograferen waar je in het begin van je carrière het minst interesse in had?
KD: Klopt, ik ben er gewoon nooit klaar voor geweest. Maar ik kijk er wel veel naar. Mijn inspiratiebron kan ik ook niet perse toespitsen op één iets. Alles heeft mij gevormd. Beeldhouwers, schilders, fotografen. Het duurt echter een tijd vooraleer ik weet wie ik wil fotograferen en vooraleer ik de telefoon neem om hun op te bellen. Sommige mensen durf ik niet meteen te vragen, ook al zeggen ze meestal ja. Ik weet wel precies hoe het portret er zal uitzien door het protocol. Ik heb vooraf een beeld in m’n hoofd van hoe die persoon er moet uitzien tijdens de opname die soms tot een seconde in belichtingstijd kan bedragen. Door in boeken te kijken naar honderden portretten en houdingen helpt me dit een goede pose te vinden voor een bepaalde persoon. Dit is een belangrijk deel van de voorbereiding. Bij het portret van Kasper Bosmans bijvoorbeeld, baseerde ik mij volledig op een foto van een liggend vrouwelijk naakt gemaakt door de Amerikaanse schilder Thomas Eakins. Eakins gaf les in Pennsylvania Academy en moedigde het gebruik van fotografie aan in zijn lessen. Hij geloofde ook dat vrouwelijke studenten dezelfde verantwoordelijkheden en mogelijkheden zouden moeten hebben als hun mannelijke collega's maar werd in 1886 ontslaan nadat hij de lendendoek van een mannelijk model had verwijderd in een klas waar vrouwelijke studenten aanwezig waren.
DVdB: Het is dan een interessante positie die je inneemt als kunstfotograaf. Je neemt de hyper observerende rol aan van de fotograaf. Is dat nog een andere ervaring dan als toeschouwer?
KD: Ik denk dat ik daar wel een probleem heb met wanneer ik de toeschouwer ben en wanneer niet meer. Wanneer ben ik aan het werk? Als je het aan mijn kinderen vraagt, ben ik altijd aan het werk (lacht). Ik heb vrij snel geanalyseerd hoe iets in elkaar zit door die analytische houding tijdens het werken. Ik voel mij echter als fotograaf ook wel een toeschouwer. Ik ben gevormd door de dingen die ik heb gezien.