Eric Baudelaire,
Mathieu Kleyebe Abonnenc
L’oeil se noie
05.04.14 – 15.06.14
De tentoonstelling L’œil se noie is ontstaan in een dialoog tussen de twee Franse kunstenaars Eric Baudelaire (1973, Salt Lake City; momenteel gevestigd in Parijs) en Mathieu Kleyebe Abonnenc (1977, Frans-Guyana; momenteel gevestigd in Metz). Hun beider werk komt voort uit een gedeelde fascinatie voor de leemtes en barsten waaruit verhalen en geschiedenissen zijn gemaakt en voor de uitdagingen en beloftes die ze inhouden.
In de kern van hun oeuvres ligt een verlangen besloten om de spanningen te belichten tussen wat is geweest, wat lijkt te zijn, en wat had kunnen zijn; een verlangen om de sporen van vergeten en onopgeloste kwesties op te pikken en die om te leiden in de richting van onzekere bestemmingen. Een strategie om hierbij niet verzeild te raken in doodlopende circuits is het reconfigureren van de verbindingen tussen verschillende betekenissen, tussen verschillende momenten. Zo bestaat Eric Baudelaires Chanson d’Automne (2009) uit een assemblage van knipsels uit de Wall Street Journal van september 2008 die een poëzie van verzet tevoorschijn laat komen in de breuklijnen van een disfunctionele economische orde. In de film Ça va, ça va, on continue (2012) zet Mathieu Abonnenc dan weer zijn onderzoek naar voormalige Portugese kolonies en de manier waarop ze hun onafhankelijkheid verwierven in als casestudie naar de impact van de productie van beelden op bevrijdingsbewegingen. Hij belicht de complicaties die vervat zitten in het herdenken, representeren en verwoorden van ver van ons verwijderde geschiedenissen van antikoloniaal verzet en revolutionaire oproer.
L’œil se noie draait om ‘onafgemaakte zaken’, zoals een van de werken in de tentoonstelling ook aangeeft (Unfinished Business). Soms vrij letterlijk, zoals in Baudelaires The Makes (2009) dat hij baseerde op een aantal nooit gerealiseerde scenario’s van Michelangelo Antonioni, of in Abonnencs werk over de zoekgeraakte film Guns for Banta (1970) over de onafhankelijkheidsstrijd in Guinee en Kaapverdië van filmmaker Sarah Maldoror.
De zijruimte van KIOSK geeft vorm aan Abonnencs artistieke zoektocht naar de blinde vlek Guns for Banta. Maldorors oorspronkelijke filmspoelen werden geconfisqueerd door het Algerijnse leger, tevens haar opdrachtgever, en tot op vandaag konden deze niet teruggegeven, noch geïdentificeerd worden. Abonnenc kristalliseerde dat wat overblijft van dit ‘levende document’ – namelijk een reeks archiefstukken en Maldorors gefragmenteerde notities en herinneringen die uit gesprekken met de kunstenaar gedestilleerd werden – in de diavoorstelling Foreword to Guns for Banta (2011). Het werk krijgt hier een nieuw, aanvullend hoofdstuk met de publicatie van Cinéma chez les balantes (2014). Deze publicatie bevat een vertaalde heruitgave van enkele reportages die Suzanne Lipinska maakte voor het magazine Africasia in juni-juli 1970, terwijl ze aan de zijde van het bevrijdingsleger van Guinee-Bissau en Maldoror stond, die op dat moment aan Guns for Banta werkte. Het werk als geheel vormt als dusdanig een retrospectief voorwoord op een afwezige film, een subjectieve reflectie op het hiernamaals van het militante beeld. De revolutionaire actie en de creatie van het militante beeld wordt onderzocht doorheen de ogen van de militant, de filmmaker en de fotograaf. In de juxtapositie van de onderlinge relaties tussen deze drie figuren, de archiefbeelden, de tekst en de voice-over lokt Abonnenc een meervoudige lezing uit van de waarheid en de realiteit.
Van The Makes toont Baudelaire in KIOSK een vitrine en een filmwerk. Het zijn in de eerste plaats ‘remakes’ van films die nooit gemaakt werden. Naast notities voor ongerealiseerde filmscenario’s van Michelangelo Antonioni (zoals ze gepubliceerd werden in That Bowling Alley on the Tiber) zien we ook een reeks gevonden monochrome filmstills van de jaren zestig en zeventig. Antonioni’s onuitgevoerde toekomstscenario’s brengen deze verweesde foto’s opnieuw tot leven. Door ze samen te plaatsen binnen een nieuw narratief kader wordt een cinematografische beleving in het heden mogelijk gemaakt.
Mogelijke interpretaties van deze Makes worden ons aangereikt door de Franse filmcriticus Philippe Azoury die in de film de rol van ‘de criticus’ vertolkt.
Wars van alle jammerklachten over de ‘dood van het beeld’ en het ‘einde van de geschiedenissen’ leggen de werken in deze tentoonstelling een hernieuwd geloof in het verborgen potentieel van het heden aan de dag.
De tentoonstelling L’œil se noie vindt plaats in het kader van The Fire Next Time, een tweedaags programma met lezingen, performances en filmvertoningen rond het militante beeld en zijn invloeden op de hedendaagse cinema (03.04.2014-04.04.2014, KASK - School of Arts Gent).
Met steun van de Culturele Dienst van de Franse Ambassade in Brussel.
Met dank aan de bruikleengevers: de kunstenaars, FRAC Languedoc-Roussillon en Galerie Greta Meert.