Oracles - The Life of S.F.
07.12.22 – 07.01
Oracles is de interlude van de trilogie IV - II - III - The Life of S.F., een hervertelling van Sophocles' tragedies. De nomadische tentoonstellingsreeks neemt de verhalencyclus van Oedipus als leidraad - geschreven en opgevoerd in de periode van een epidemie die het oude Griekenland teisterde - en volgt de logica van het raadsel van de Sfinx: "Welk schepsel loopt 's morgens op vier voeten (IV), 's middags op twee (II) en 's nachts op drie (III)?" Elke tentoonstelling verhaalt een levensfase in de fictieve biografie van S.F. Het hoofdpersonage dwaalt vanuit Brussel en houdt halt bij het orakel van Gent, waar verschillende Pythia's enigmatische spreuken zullen uitspreken die de tragische wendingen van de verhaallijn inluiden. Elke week zal een nieuw orakel het toekomstige verloop van de saga voorspellen, uitgedrukt in performatieve gebaren binnen een groepstentoonstelling met zes artistieke praktijken. Op hoeveel voeten zal jij het podium betreden om Oracles te raadplegen?
Kunstenaars:
Apparatus 22, Laurène Buchheit, Judith Geerts, Francesca Hawker, Marnie Slater, Javier Téllez
Orakels:
Judith Geerts - 07.12.22, 19h
Laurène Buchheit - 07.12.22, 20h
Marnie Slater - 14.12.22, 20h
Francesca Hawker - 21.12.22, 20h
Apparatus 22 - 07.01.23, 14h - 18h
Curated by Koi Persyn - Komplot x KIOSK
Tentoonstellingstekst
Ik woonde nooit eerder een open mic avond bij. Sterker nog, voordat ik aan de Kunst Akademyie studeerde en door mijn medeleerlingen werd uitgenodigd, had ik nooit gehoord van dergelijke samenkomsten. Aanvankelijk was ik terughoudend omdat het podium niet mijn natuurlijke habitat is, sterker nog, een podium boezemt mij angst in. Maar op het moment dat ik mijn been brak, ontstond er een eigenaardig gevoel van eenzaamheid en onthechting in mij. Ik besloot met deze irrationaliteit om te gaan en de drempel die mijn podiumvrees vormt te overschrijden. 'Ik ben nieuw in deze stad', 'ik heb niet veel te verliezen' en 'wees niet zo'n angsthaas', dat waren de gedachten die in mijn hoofd cirkelden en die me aanzetten om mijn knusse huis te verlaten en de kale, koude stad te verkennen. Mijn uiteindelijke -op dat moment nog onbekende- bestemming was 'Delphi Lounge', een bizarre bar die gevestigd is naast een kleine bioscoop waar alleen oude westerns worden geprojecteerd. Ik had een paar handgeschreven sonnetten in mijn zak geborgen, in de hoop dat de zinnen mijn vingers zouden verwarmen. Het gladde laagje vorst dwong mij (en mijn krukken) om de hele weg naar de speakeasy te schuifelen. Waarschijnlijk, zo dacht ik, heb ik nu wel de eerste optredens gemist.
'Delphi Lounge' rijst in neon op uit de donkerte. Vaag in de verte ontwaar ik folk polyfonie, maar ik kan de muziek niet precies identificeren als Oosters of Westers. Na een paar minuten treuzelen voor de dubbele deur die de ingang markeert, lokken fluitklanken die in de verte weerklinken me uiteindelijk toch naar binnen. Bij het openen van de houten deur gaat de galm in crescendo. Lange en korte fluittonen wisselen elkaar af en weerklinken als echo's in een hal waarvan de muren met ruiten zijn beschilderd. Het schaakbordpatroon botst tegen het gewelfde plafond dat bestaat uit betegelde zigzaggen en ruitjes. Ik tel vijf, twee, vijf, één, vijf, vijf, vijf, drie seconden van vibrerende lucht tijdens mijn zoektocht naar een lege tafel. Vreemd genoeg voelt het alsof ik via de coulissen ben binnengekomen. Langs de muren van 'Delphi Lounge' hangen lege rekken, op de muren zelf werden haiku-achtige tags aangebracht. Verder staan er ranke tafels en krukken op drie poten. Een grimmige hoek wordt bezet door een meute luidruchtige punkers. Het is onmogelijk te bepalen of ze elkaars rivalen of kameraden zijn. Een tooghanger dempt het dissonante geluid dat de ruimte vult met een koptelefoon, ik begrijp volkomen waarom. Ik neem de krant die voor me ligt en, om mijn zenuwen en plaatsvervangende schaamte te verbergen, hou ik het gekleurd papier voor mijn aangezicht. Het dagblad is twee weken oud.
"Weet je dat ze hier vroeger lijken opensneden?" klinkt het van de overkant van mijn tafel. Ik kijk over de rand van de krant heen en ontwaar een persoon in zwarte kleding die zich bij mij voegt. "Wa...wat zeg je?" is de enige reactie die ik kan bedenken. De daaropvolgende alles overheersende stilte leent zich tot een poging tot observatie van de badge op hun kleding. De fluitvoorstelling loopt af, de stilte wordt nog prangender. Het tumult van een aankomende storm dringt mijn oren binnen.
"Wat is je naam?" is de tweede vraag van mijn nieuwe tafelgezel.
"S.F. De jouwe?", antwoord ik, terwijl ik probeer stoïcijns over te komen. Hun mondhoek gaat zachtjes omhoog voordat hen antwoordt: "Pythia".
Ik vraag me af of hen met me flirt. Of misschien is het geen verlangen dat hun grimas kleurt?
"Dat is een geheimzinnige naam..."
" Kijk wie het zegt!", grinnikt hen zachtjes terwijl hen mijn protheses onderzoekt, "Hoe kom je aan die krukken?"
"Nou, ik he...heb een extra been nodig om dit podium op te gaan... Wil je iets drinken?"
"Een koffie, alstublieft. Ik wil toch niet wegdommelen tijdens je optreden?"
Ik verlaat de tafel en strompel naar de bar. Terwijl ik bestel, mompel en memoriseer ik mijn sonnetten als een geïmproviseerde generale repetitie. Op het koffiekopje staat 'Ik ben een cliché', ik voel me aangesproken door die mededeling. Eenmaal terug bij de tafel tref ik achtergelaten krukken aan, het raadselachtige personage is verdwenen. Op de voorpagina van de gedateerde krant ontcijfer ik een met de hand geschreven zin: 'jouw huidige staat zal jouw toekomstige lokaas zijn’. Ik drink de koffie zelf op. Verward maar gedreven door de boodschap besluit ik toch het podium te betreden - op drie benen, met vier sonnetten.
