Pablo Helguera
Give it away

Geef het weg

Middelen en manieren van artistieke vrijgevigheid.

gepubliceerd op 10.06.2021

In de filantropische tak van de kunstwereld draait het allemaal om de erkenning van sponsors: musea en andere kunstorganisaties doen er alles aan gebouwen, programma's, gedoteerde posities en een groot aantal andere dingen die mogelijk met een individuele sponsor kunnen worden verbonden, een naam te geven. Ontwikkeling en sponsorwerving is een van de meest essentiële banen in de kunsten (wat niet verwonderlijk is: elke dag als je naar vacatures in dit veld kijkt, vormen fondsenwerving en ontwikkelingsposities bijna 80% van de beschikbare vacatures). En omdat financiële steun zo cruciaal is, is het niet verwonderlijk dat instellingen alles in het werk stellen om sponsors te bedanken voor hun steun.

Sommigen onder hen die terecht worden erkend in de non-profit kunstwereld, zijn zelf beeldend kunstenaars - degenen die een succesvolle carrière hadden en hun rijkdom gebruikten om gedoteerde stichtingen op te bouwen om de kunsten te ondersteunen. Hiertoe behoren namen als Frankenthaler, Pollock-Krasner, Mitchell, Rauschenberg, Warhol etc.., die samen goed zijn voor zo’n 7 miljard euro steun.

Maar er is een vorm van steun die minder zichtbaar is voor het grote publiek - een soort steun die niet op een tentoonstellingsmuur, catalogus of website prijkt, die eerder mond-tot-mondreclame is en soms zelfs een soort stadslegende is: het is de kritische en uitgebreide filantropische rol die kunstenaars spelen onder hun collega’s en in hun vrijgevigheid tegenover het grote publiek.

Ik deed navraag bij mijn vrienden op sociale media naar artistieke vrijgevigheid en werd overspoeld met een ware zee van referenties die onmogelijk allemaal in deze column kunnen worden opgenomen - bijna 200 namen en het aantal blijft groeien. Om die reden hebben we een open-source Artist Generosity Index gemaakt die door iedereen kan worden geraadpleegd en aangevuld, waarin zowel de kunstenaars waarnaar wordt verwezen als de naam van de genomineerde worden vermeld. Ik hoop dat dit document kan worden gebruikt als referentie voor toekomstig onderzoek door iemand die het onderwerp vrijgevigheid van kunstenaars verder wil uitdiepen.

Het is gemakkelijk om de kunstwereld af te schilderen als een moordende kapitalistische 'bloedsport' (zoals ik het een beroemde kunstenaar ooit hoorde noemen), gekenmerkt door harteloze concurrentie en ambitie. Maar hoewel de invloed van geld, carrièrisme en algehele kapitalistische hebzucht in de kunst en in het leven niet te ontkennen is, hoeft men, wanneer men gedesillusioneerd is door dit aspect van de kunstwereld, alleen maar te kijken naar de duizelingwekkende lijst met voorbeelden in de bovengenoemde index om de immens wijdverspreide vrijgevigheid onder kunstenaars te waarderen dat ook het systeem doordringt.

Hoewel het onmogelijk is om alles hier samen te vatten, kan het nuttig zijn om op zijn minst de verschillende manieren op te sommen waarop deze uiteenlopende vormen van altruïsme tot stand komen en hoe ze model staan voor goede toepassingen voor ons allen. Enkele categorieën die we in deze vrijgevigheid van kunstenaars kunnen identificeren, naast schenkingen van kunstenaarsstichtingen, zijn collegiale ondersteuning en netwerkvorming, onderwijs en mentorschap, en het creëren van platforms.

De kunstenaar die netwerken opbouwt is cruciaal voor het ontstaan van een kunstscène. Ze spelen de rol van verzamelaars en fungeren als de lijm die een kunstenaarsgemeenschap bij elkaar houdt. Ze staan doorgaans centraal in elke historische kunststroming, ook al worden ze niet expliciet erkend als prominente kunstenaars. Ze brengen mensen samen en zijn katalysatoren. Men zou kunnen stellen dat een netwerkbouwer meer gemotiveerd is door eigenbelang dan door vrijgevigheid. Maar in mijn ervaring worden de mensen die deze rol opnemen, zelfs al hebben ze een hoog zelfbeeld, onterecht gekarakteriseerd als handelend uit eigenbelang: hun voornaamste drijfveer is veeleer een buitensporige belangstelling en passie voor het samenbrengen van anderen. Ik denk aan Suzanne Lacy, wier werk als activiste zo naadloos verbonden is met haar ‘social practice’ kunstpraktijk, en die een uniek vermogen heeft om mensen met elkaar te verbinden, en Mónica Mayer, een andere vooraanstaande feministische kunstenaar (in haar geval uit Mexico), wiens kunstwerken altijd in het teken hebben gestaan van inclusie en vrijgevigheid, variërend van haar publicaties en alternatieve ruimte/archief Pinto mi Raya tot haar participatieve werken.

De kunstenaar als opvoeder of mentor is een van de oudste en meest natuurlijke vormen van vrijgevigheid. Kerry James Marshall neemt deze rol zeer serieus en lobbyt vaak voor musea die zijn werk tonen om ook expositieruimte te geven aan jongere zwarte kunstenaars die hij steunt. Als ik over deze categorie nadenk, besef ik dat ik zelf veel baat heb gehad bij de steun van gevestigde kunstenaars die mij hebben begeleid. Ik denk vaak aan de kunstenaar Arturo Herrera, een oneindig genereuze, kundige, en onvermoeibare vriend die me hielp om te wennen aan het leven als kunstenaar in New York toen ik hier voor het eerst aankwam. Ook in mijn vorige leven in museum educatie ben ik een groot aantal mensen tegengekomen die zo toegewijd waren aan het idee om anderen te helpen - of dat nu andere kunstenaars waren of wie dan ook - en wel op zo'n bescheiden manier dat het me vaak opviel hoe weinig krediet ze namen voor wat ze deden

En degenen die platforms voor anderen creëren - van echte podia vanwaar ze kunnen optreden, zoals de Arena van Rita McBride, de monumentale participatieve werken van Rafael Lozano-Hemmer (Raphael is ook een van de meest genereuze personen die ik ken) of momenteel in New York de Red Stage van Rashid Johnson, dat ook andere podiumkunstenaars uitnodigt om hun werk te presenteren. De lijst omvat online platformen voor wederzijdse ondersteuning die door kunstenaars zijn gecreëerd, tot en met alle door kunstenaars gerunde ruimtes, scholen en culturele centra - alle initiatieven die misschien gemakkelijk op papier te beschrijven zijn, maar die enorme uitdagingen met zich meebrengen bij het opzetten, het beheren en het in stand houden ervan.

Een speciale vermelding verdient de kunstenaar die ondersteuning biedt aan projecten die vanaf nul zijn opgezet (d.w.z. die niet voortkomen uit persoonlijke rijkdom) en waarvan de opbouw een leven lang kan duren. Dat is het geval van Franklin Furnace, opgericht door Martha Wilson: een stichting die al 45 jaar lang de productie en het behoud van podiumkunsten financiert en ondersteunt (merk op dat ze het niet de ‘Martha Wilson Foundation’ heeft genoemd, iets wat Martha Wilson zelf ongetwijfeld zou verafschuwen).

Ik denk ook aan J. Morgan Puett in haar rol van ‘Ambassador of Entanglement’ in Mildred's Lane - een wonderbaarlijk decennialang ‘experiment of living’-project dat samen met Mark Dion in Narrowsburg, NY is opgezet en dat honderden kunstenaars heeft samengebracht in de vorm residenties, onderwijsprogramma's, gezamenlijke evenementen, dialogen en sociale ervaringen.

In Mexico is het onmogelijk om het voorbeeld van de onlangs overleden Francisco Toledo te negeren, een torenhoge figuur en natuurkracht in de Mexicaanse kunst die het geld uit de verkoop van zijn werken aanwendde om de kunsten in Oaxaca te financieren, door musea en kunstprogramma's op te zetten, activistische doelen te steunen en enorme en kostbare restauratieprojecten van historische gebouwen in de stad te financieren.

En er zijn mensen wiens praktijk van vrijgevigheid gewoon moeilijk te categoriseren is. Neem Sol LeWitt: hij stond bekend om het uitwisselen van kunstwerken met minder bekende (of vrijwel onbekende) kunstenaars, waarbij hij ze vaak stukken gaf die tien keer zoveel waard waren als wat hij ontving. Hij kocht kunstwerken om zijn kunstenaarsvrienden te steunen, en hij betaalde zelfs een keer de ziekenhuisrekening van een van hen. (Ik hou vooral van de anekdote dat zelfs toen hij zijn werk al voor grote sommen geld verkocht, hij uiterlijk vertoon zo verachtte dat hij niet eens een colbert bezat. En hij werd gedwongen naar een winkel te gaan om er een te kopen om zijn eigen MoMA retrospectieve bij te wonen). Dit doet me nadenken over het feit of dit soort vrijgevigheid echt kan worden geleerd, want het spontane altruïsme van kunstenaars als LeWitt lijkt onmogelijk na te bootsen, als het niet uit de diepste en meest oprechte delen van iemands karakter komt.

Het onderwerp vrijgevigheid was diepgeworteld in het weefsel van het sociaal geëngageerde kunstmoment van het midden van de jaren 2000, zelfs voordat de term 'sociale praktijk' algemeen werd gebruikt (een van de vele voorbeelden is het werk van Nicolás Dumit Estévez, afgebeeld bovenaan deze column en gebaseerd op de praktijk van genereuze uitwisseling met het publiek). Op andere plaatsen heb ik betoogd dat de opkomst van de sociaal geëngageerde kunststroming een reactie was op een collectief gevoel van vervreemding dat het resultaat was van verschillende factoren, zoals de snelle opkomst en dominantie van internet in ons collectieve leven, de post-9/11-wereld en de manier waarop de geglobaliseerde kunstwereld onze nieuwe verbondenheid schijnbaar alleen had gebruikt om de internationale kunstmarkt te versterken onder het mom van meer begrip voor culturele verschillen. In ieder geval was de mogelijkheid om een soort kunst te maken die niet verkoopbaar was en zich te concentreren op communicatie en sociale ervaring in plaats van louter het verwerven van objecten voor velen van ons belangrijk.

Als ik aan het idee van vrijgevigheid denk, moet ik vaak denken aan mijn eerste ontmoeting met wijlen Ted Purves, in 2005. Ted, zelf een levende belichaming van artistieke vrijgevigheid, en zijn partner en medewerker Susanne Cockrell waren bezig met het opzetten van Temescal Amity Works, dat was opgericht voor de wijk Temescal in Oakland in Californië. Ze vormden het project als een ‘sociale sculptuur die ook putte uit historische modellen van onderlinge hulporganisaties, boerenbedrijven, doe-het-zelfcollectieven en stedelijk communisme’. Met een met de hand gebouwde, stalen handkar verzamelden ze overtollige groenten en fruit van buurtwerven die ze vers of in de vorm van marmelade weggaven.

In een boek dat hij en Shane Aslan Selzer samen hebben uitgegeven, getiteld ‘What We Want Is Free: Critical Exchanges in Recent Art’, voegde Ted een essentieel essay toe getiteld ‘Blows Against the Empire’, dat zijn standpunt verwoordt over het geven van geschenken als een radicale en transformerende daad:

‘De situationistische strategie van omleiding die het geven van onverwachte en niet goed-gekeurde geschenken creëert een dubbele transgressie die het weefsel doorbreekt van wat we als gegeven hebben aanvaard, een tirannieke en alomtegenwoordige markt van de zintuigen die niets geeft zonder er iets voor terug te nemen. Een geschenk dat te midden van de transgressieve daad wordt aangeboden, vernietigt niet alleen, het creëert ook. Wat het creëert is het bestaan van iets totaal anders: een gemeenschap en een band die niet de band is van slaaf met meester of van verslaafde met dealer, maar van de gever met de ontvanger, die dan verwant en naaste wordt.’

Vrijgevigheid is dus een alledaags principe in de sfeer van de sociale praktijk. Maar zelfs binnen deze context: als er een kunstenaar is die ik het meest bewonder op het gebied van het creëren van systemen van ondersteuning voor anderen, (en iemand die herhaaldelijk werd genoemd in de eerder genoemde Artist Generosity Index) dan is dat Caroline Woolard. Voor haar zijn kunst maken, organiseren en wederzijdse ondersteuning onafscheidelijk verbonden. Hier citeer ik, met haar toestemming, een paar paragrafen uit haar reflecties over vrijgevigheid, waarvan sommige overgenomen zijn uit haar Solidarity Art Economy Manifesto:

‘Vrijgevigheid is hoe ik een wereld heb overleefd die geen waarde hecht aan verbeeldingskracht, onderhoud, zorg, of de planeet. […] Door studie word je je ervan bewust dat het leven in stand wordt gehouden door het geven van geschenken, door wederzijdse hulp, door uitlenen en door informele uitwisselingen. […] Wat als het werk dat het leven ondersteunt kan worden gewaardeerd, verbonden en versterkt? Je denkt: wat als het werk dat het leven in stand houdt de economie is die we nodig hebben, de economie van vrede, van gemeenschap, van samenwerking?

Je weet, zoals je weet van je eigen bestaan, dat dit werk kracht heeft.

[….] Je weet dat de solidariteitseconomie, met je diepe zorgrelaties, je netwerken voor wederzijdse hulp, je gemeenschapsvaluta's, je ruilnetwerken en je gemeenschapstuinen, landtrusts en coöperaties zichzelf zullen onderhouden, zoals altijd. […] Je oefent samen een krachtige zorgeconomie uit. Jullie hebben het allemaal overleefd, werken allemaal samen. Dit is je interne kracht die niemand van jullie kan wegnemen. En je blijft groeien. Hoe voel je je?’

Harrell Fletcher, een andere kunstenaar die een belangrijke rol heeft gespeeld in het proces van het vormgeven van het veld van sociaal geëngageerde kunst als een praktijk van geven en inclusie, schreef me onlangs naar aanleiding van mijn recente sociale media-onderzoek naar vrijgevigheid. Hij zei dat ‘er een ingebouwd egoïsme is in de kunstwereld, maar heel weinig steun voor genereus gedrag. Er is een verschil tussen vrijgevigheid wanneer de persoon die vrijgevig is over voldoende middelen beschikt, en wanneer hij of zij ook moet rondkomen.’

De interessante opmerkingen van Harrell brachten me aan het denken over een mogelijke misvatting waar we allemaal in trappen: dat we alleen vrijgevig kunnen zijn als we onszelf succesvol voelen of erkennen. Niet alleen zou deze voorwaarde een onbewuste ontkenning van verantwoordelijkheid kunnen zijn, maar het zou ook een zelf opgelegde lat kunnen zijn waaraan misschien nooit wordt voldaan (wat als men zich nooit succesvol genoeg of rijk genoeg voelt om anderen te helpen?). Dat doet me ook denken dat de basisprincipes van vrijgevigheid waarschijnlijk het meest vertrouwd zijn bij hen die weten hoe het is om gesteund te worden, zoals de arbeider die een gulle fooi geeft aan de serveerster, niet omdat hij het zich kan veroorloven maar omdat hij het meegemaakt heeft, omdat hij weet wat het betekent om afhankelijk te zijn van dat soort inkomen.

De krachtigste vorm van vrijgevigheid, die mij in het verleden diep heeft geraakt en geschokt, is de vrijgevigheid die ik een paar keer onverwacht heb ontvangen van iemand die minder bevoorrecht is dan ik. Het is het soort gebaar dat, afgezien van de persoonlijke schaamte die ik voel omdat ik niet degene ben die geeft, wijst op een veel groter en cruciaal feit: dat we elkaar allemaal nodig hebben, dat rijkdom, privileges of roem op zich ons geen betere mensen maken, en bovenal is het een herinnering dat we uiteindelijk niets anders zijn dan gewone mensen, kunstenaars of niet, op zoek naar verbinding en erkenning door anderen. En het herinnert ons er ook aan dat, ongeacht onze positie in het leven, en ongeacht onze eigen perceptie van onze prestaties, vrijgevigheid een manier van zijn is die ons kan aarden en ons een gevoel van zingeving kan geven, net zoals het maken van kunst dat kan.

Zoals het oude Shaker-lied zegt:

'T is de gave om te komen waar we moeten zijn,

En als we ons precies op de juiste plek bevinden,

Zal het zijn in de vallei van liefde en genot.

KIOSK Pablo Helguera Beautiful Eccentrics c Isabelle Arthuis 45
KIOSK Pablo Helguera Beautiful Eccentrics c Isabelle Arthuis 55
KIOSK Pablo Helguera Beautiful Eccentrics c Isabelle Arthuis 48
KIOSK Pablo Helguera Beautiful Eccentrics c Isabelle Arthuis 54
KIOSK Pablo Helguera Beautiful Eccentrics c Isabelle Arthuis 50
KIOSK Pablo Helguera Beautiful Eccentrics c Isabelle Arthuis 51
KIOSK Pablo Helguera Beautiful Eccentrics c Isabelle Arthuis 52
KIOSK Pablo Helguera Beautiful Eccentrics c Isabelle Arthuis 53
KIOSK Pablo Helguera Beautiful Eccentrics c Isabelle Arthuis 77
KIOSK Pablo Helguera Beautiful Eccentrics c Isabelle Arthuis 49