La drôlesse
PORTRAIT OF A YOUNG MAN AS VARIOUS ARTISTS (1980-1984)
01.04 – 04.06
Ge moet ergens beginnen.
Een van mijn favoriete herinneringen aan LTE (the Late Trudo Engels, die verdween in 2009) is het moment dat hij aan de voordeur van zijn kotadres klaar stond met een taperecorder en microfoon in de aanslag, klaar om de kletterende klanken van de maandelijkse glasophaling in de Spiegelhofstraat te registreren. Die oorverdovende kakofonie kon hij goed gebruiken voor een van zijn geluidscollages. Of noem het klanksculpturen, want LTE was toen student aan de afdeling beeldhouwen van het KASK. Als zestienjarige scholier uit Kortrijk trok ik soms naar Gent voor een concert, en dan kon ik na afloop altijd bij LTE logeren. ’s Anderendaags deed hij dan relaas van zijn recentste belevenissen op de academie en de interessantste kunsthistorische cassussen die hij had opgepikt. Vertellen deed hij tegelijk geanimeerd en achteloos, zonder zijn werk te onderbreken - tenzij om zijn grote, trouwe termos koffie aan te vullen. Zo attendeerde LTE me op de ‘lawaaikunst’ van de futuristen, de bloeddoordrenkte rituelen van Hermann Nitsch en de Wiener Aktionisten, de provocaties van Pierro Manzoni met zijn ingeblikte Merda d’artista, de centimeters dikke, abstracte verflagen van Eugène Leroy, de primitieve pictogrammen van Penck en – die kende ik al - de subversieve strategiën van Marcel Duchamp.
Een schoolvriend, net als LTE afkomstig uit het West-Vlaamse Dadizele, had ons in contact gebracht. Locatie van de eerste ontmoeting was mogelijks in the Twenty-One, het enige authentieke punk café van Kortrijk. Christ Vanneste, die later een sterke figuur in de rode vakbond zou worden, liep destijds over van fascinatie voor Paul Verlaine, Arthur Rimbaud en dus ook voor Patti Smith, The Virgin Prunes, The Slits en massa’s andere formaties. Ik had het eerder voor Thomas Bernhard, Céline en de klankwerelden van Wire, PIL en Brian Eno. De jaren tachtig waren net begonnen en de Engelse muziek scène evolueerde verbluffend snel van agressief haastwerk naar een ongezien breed scala aan nieuwe stijlen en praktijken - van de existentiële cold wave van Joy Division (LTE kon als geen ander de stuiptrekkende danspasjes van Ian Curtis nadoen) tot de atonale entropie van de industriële muziek. LTE ging zowaar op terreinverkenning naar Berlijn, waar hij Einstürzende Neubauten, Deutsch Amerikanische Freundschaft en andere ‘Geniale Dilletanten’ aan het werk had gezien. De post-punk DIY-mentaliteit die, wars van alle praktische of juridische restricties, artistieke autonomie vooropstelde, werkte aanstekelijk. Ook wij gingen aan de slag met Letraset kleefletters en stencilmachines, eigen cassette-labels, spontane performances en het uitbouwen van een netwerk via mail-art, artistieke pseudoniemen en anonieme postbussen.
Een bijzondere katalysator van al die koortsachtige creativiteit vonden we vanaf 1980 in de Limelight, een voormalige sekscinema in het centrum van Kortrijk, twee huizen verwijderd van het politiekantoor. Die zaal werd op slag een broednest voor jonge theatermakers, muzikanten en filmliefhebbers. Daar ontdekten we ontregelende films zoals Claude Faraldo’s Themroc en Andrzej Żuławski’s Possession, waarin respectievelijk een agent gekannibaliseerd wordt en de jonge Isabelle Adjani muteert tot slijmerige alien aan de voet van de Berlijnse muur. En nagenoeg wekelijks werden we overrompeld door concerten van bijvoorbeeld This Heat, Tuxedomoon, Blurt en nog zovele meer. Gaandeweg mochten er zelf ook onze ‘Nachten van de Industrie’ inrichten (1982-1983), onze eigen low-budget interpretatie van een internationale events als The Final Academy (London) of Pandora’s Music Box (Rotterdam), waarvoor we niet alleen versterkers en diaprojecten aansleepten maar ook schroot, bakstenen en dierlijke ingewanden. De grenzen opzoeken leek ons toen een evidentie.
We beleefden immers een grimmige periode vol maatschappelijke onrust, met torenhoge werkloosheid, een devaluatie van de munt, om de haverklap regeringswissels (tussen het voorjaar van 1979 en het najaar van 1991 kende het land tien regeringen), protestmarsen tegen hogere inschrijvingsgelden en betogingen tegen de installatie van nucleaire wapens. De Koude Oorlog leidde tot verhit activisme op velerlei fronten. Via de muziek en literatuur (Ballard, Burroughs…) bereikte ons een waaier aan alternatieve maatschappij-visies: feminisme, anarchisme, vegetarisme, transgressief denken en post-apocalyptische science fiction. Het angstklimaat werd aangescherpt door terroristische acties, privé-milities en andere polariserende organisaties (de Bende van Nijvel, de CCC, VMO, TAK, Voorpost, Westland New Post). Frequente intimidaties van burgers door de militair georganiseerde rijkswacht, de B.O.B. (Bewakings- en Opsporingsbrigades) en nog meer bijzondere elite-troepen (Groep Diane etc.) versterkten, zeker onder jongeren, het algehele scepticisme tegenover zowel de politie als de politiek.
Macht/Onmacht was een van de vroege muzikale incarnaties van LTE. Net zoals hij niet echt tekende als een ‘kunstenaar’ maar eerder systemen en diagrammen op papier uitdokterde, speelde LTE geen instrument maar haalde hij zijn geluiden uit een dubbele cassette-deck en verwerkte hij stukjes magneetband tot een collages van concrete geluiden en krankzinnige klanktexturen. Op weg naar café Den Amber (dat een paar jaar later werd omgedoopt tot The Cover) voor zijn eerste optreden in deze gedaante werd ik op straat door een politie-eenheid gecontroleerd. Dus niet alleen kunststudenten, maar ook hun vrienden stonden automatisch als verdachte elementen onder surveillance? Ik had de aandacht getrokken omdat ik met mijn flitscamera een neon-bord met een bliksem-symbool had gefotografeerd. Het symbool deed me immers denken aan de elpeehoes van The Second Annual Report van Throbbing Gristle. Het had er wellicht ook wel mee te maken dat ik me op de Nieuwe Wandeling bevond, vlak aan de gevangenis, om de hoek van de Spiegelhofstraat. Of was het misschien omdat ik een knalgele, industriële helm droeg? ’s Anderendaags kreeg ik daar juist goedkeurende reacties op van luid claxonnerende stakers. ‘No Future’ was al lang geen exclusieve claim meer van rebellerende jongeren, de hele arbeidersklasse voelde zich bedreigd. Het vervuilde centrum van Gent stonk nog wel volop door lozingen en uitlaatgassen, aan de Dampoort waren er toen nog vier reusachtige schoorstenen in werking, maar het industriële tijdperk liep op zijn laatste benen.
Gestimuleerd door de artistieke vrijheid die er kennelijk aan het KASK heerste, had ik me twee jaar na LTE ook ingeschreven aan de academie, maar dan voor een opleiding Foto en Film. Het was nog het tijdperk van de analoge media, en je leerde eerst alle processen in functie van het stilstaande beeld en daarna pas optioneel het bewegende. Op het gelijksvloers van de academiestraat heerste wel een andere mentaliteit dan in het atelier van de beeldhouwers, dieeen afzonderlijke locatie met ateliers hadden aan het Berouw. In het fotografiedepartement domineerde hetdocumentaire, dankzij meerdere docenten die ook behoorlijk actief aan fotojournalistiek deden. Maar in 1982 was neteen bijzonder gemotiveerde lichting afgestudeerd, met ondermeer Dirk Braeckman en Carl De Keyzer, die samen Marc Van Roy de lokale beeldcultuur een belangrijke impuls gaven door het oprichten van de fotogalerie XYZ in 1982. De naam kozen ze vanuit de vaststelling dat hun galerie in de Brabantdam zich pal naast porno-bioscoop ABC bevond. Mogelijks geïnspireerd door de opstart van MTV in 1981, lanceerden in dezelfde periode afgestudeerden van de filmafdeling aan de Ottogracht een video-café: Videotto.
Performer en body artist Danny Devos trok na het KASK dan weer naar Borgerhout waar hij samen met kunstenares Anne-Mie Van Kerckhoven de controversiële organisatie Club Moral opstartte, tegelijk de naam van een ruimte, een collectief en een noiseband. Ook met hun tijdschrift Force Mental werden DDV en AMVK een belangrijke broedplek voor kunst die de taboes niet schuwde en latente, gistende patronen van extreme gedragingen in de maatschappij uitvergrootte. Club Moral bood niet alleen een geëigend podium, maar ook verankering en een internationaal netwerk voor LTE en meerdere generatiegenoten uit het Gentse beeldhouw-atelier. Dirk Paesmans en Koen Theys, die een tijdlang opereerden onder de noemer V-side en Votnik, maakten het voor de toenmalige KASK-directeur Pierre Vlerick met hun macabere acties en installaties weliswaar te bont en werden weggestuurd. Theys verkaste naar Brussel en zette zijn beeldenstormerij verder in wat inmiddels een aantal klassiekers geworden zijn uit de Belgische videokunst. Ook Paesmans kanaliseerde zijn iconoclasme gaandeweg in de richting van het electronische scherm en werd als onderdeel van het duo JODI een van de toonaangevende figuren van de internationale Net-Art scène. Claude Yande, die liever schilderde met motor-olie dan met olieverf, radicaliseerde op zijn manier: hij leerde eerst schieten in het leger en werd daarna een verbeten vakbondsmilitant.
Toen stonden we nog maar aan het begin. De Berlijnse muur moest nog vallen, de Europese Unie uitgebreid, het internet opengebroken en de neo-liberale globalisering-golf was nog niet eens op snelheid gekomen. Voor LTE kon het nog alle kanten uit met zijn artistieke loopbaan, en dat was precies waarvoor hij opteerde. Vanuit een eigenzinnige systematiek zette LTE van meet af aan meerdere, uiteenlopende lijnen tegelijkertijd uit. Doorgaans waren dat projecten die enorm fysiek en arbeidsintenstief waren (hij beschouwde zich liever een ‘kunstenmaker’ dan een ‘kunstenaar’) maar die tegelijk ook een radicale denkoefening en dus een grote mate van mentale vrijheid impliceerden. Van de late Duchamp had hij vooral onthouden dat “de kunstenaar van de toekomst ondergronds moest gaan.” Uit Brian Eno’s doos met Oblique Strategies haalde hij het advies dat het niet het genie is, maar de scène, de omgeving die de kunst uitmaakt. Underground of backstage, achter de Brusselse schermen van Plateau en daarna Nadine, als schaduwkunstenaar voor derden of onder het mom van een paar dozijn fictieve namen opereerde een onnavolgbare, proteïsche LTE de afgelopen decennia als meerdere entiteiten tegelijk. Even genereus als ongrijpbaar, konsekwent het kunstenaarschap bevragend wees LTE alle consolidatie af en saboteert hij nu zelfs de notie van een ‘oeuvre’ door al zijn vroege werken van 1980 tot 2009 te vernietigen, ze te recycleren door ze aan derden in handen te geven of door projecten pas met decennia vertraging voor het eerst te realiseren. Vier jaar incubatietijd aan het KASK volstonden om - even onvermoeibaar als onvoorspelbaar - te blijven variëren.